Gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange en lange termijn

6 december 2007 Terug naar nieuwsarchief

Kamerstuk, 3 december 2007

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018, 2500 EA DEN HAAG

PG/CBV-2.767.631, 3 december 2007

De Gezondheidsraad heeft mij het advies ‘Gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange en lange termijn’ aangeboden. Met deze brief reageer ik op dit advies.

Inleiding
De afgelopen tien jaar hebben zich in Nederland een aantal rampen voorgedaan, die voor de getroffenen ingrijpende consequenties hebben gehad en nog steeds hebben: de vliegtuigramp in de Bijlmer, de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam. Getroffenen kampen soms jaren na de ramp nog met klachten over geestelijke en/of lichamelijke gezondheid.

Naar aanleiding van deze gebeurtenissen, is er meer aandacht gekomen voor de nazorg bij rampen en ongevallen. Sinds 2002 richt de nazorg voor de gevolgen voor de gezondheid zich op drie pijlers:

Opzet van een Informatie en Adviescentrum (IAC) na rampen: één-loket functie voor de coördinatie van de nazorg die wordt opgezet door gemeenten in geval van een ramp. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een handreiking voor de opzet van een IAC beschikbaar gesteld.
Gezondheidsonderzoeken na rampen: een kennis- en expertisecentrum, het Centrum voor Gezondheidsonderzoeken na Rampen (CGOR), vallend onder het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), is opgericht.
Psychosociale nazorg: een kennis- en adviescentrum psychosociale zorg na rampen (Stichting Impact) is opgericht.
Uitgangspunt bij de inrichting van de nazorg is dat slachtoffers en hun omgeving in staat worden gesteld zo snel mogelijk weer zelfredzaam te zijn. Activiteiten richten zich naast de slachtoffers ook op de hulpverleners.

De staatssecretaris van VWS heeft in 2002 de Gezondheidsraad gevraagd om een overzicht van de stand van de wetenschap met betrekking tot de (middel)langetermijngevolgen van rampen. De ervaringen die – in Nederland en wereldwijd – zijn opgedaan met opvang en begeleiding na rampen, kunnen bijdragen om gezondheidsklachten na eventuele rampen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Advies en aanbevelingen Gezondheidsraad
De Gezondheidsraad geeft in het advies de huidige stand van wetenschap weer. Daarbij geeft de Gezondheidsraad aan dat geen algemeen geldend antwoord op de in het advies gestelde vragen kan worden gegeven. Inrichting en instandhouding van instituties moeten situationeel bepaald worden (afhankelijk van omgevingsfactoren als aard, omvang van een ramp, politieke en sociale klimaat ter plaatse, etc.).

In het advies stelt de Gezondheidsraad: “Het advies van de Gezondheidsraad draagt een verkennend karakter; het is geen handleiding voor hoe de overheid na rampen moet handelen. Achtergrond van de vragen is dat de overheid geïnformeerd wil zijn, om beleid te kunnen voeren dat een bijdrage levert aan de beperking van gezondheidsproblemen van slachtoffers”. In het advies gaat de raad in op wat bekend is over het voorkomen, de diagnostiek, het verloop en de prognose van gezondheidsklachten op middellange en lange termijn en wat bekend is over de effectiviteit van de professionele opvang en begeleiding na rampen.

De belangrijkste bevindingen van de Gezondheidsraad vat ik hieronder samen.

In de huidige maatschappij is meer aandacht voor klachten na rampen, zowel medisch als psychologisch. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het bepalen van beleid.
Rampen kunnen lichamelijke, psychische en lichamelijk onverklaarbare klachten (LOK) tot gevolg hebben. Over deze laatste, belangrijke categorie bestaat binnen de wetenschap weinig consensus.
De meest voorkomende reacties na een ramp op langere termijn zijn angst, neerslachtigheid, indringende herbeleving, middelenmisbruik en LOK.
Een duidelijk verband tussen enerzijds de aard van psychische klachten en LOK en anderzijds de aard en oorzaak van de ramp ontbreekt. In de Westerse wereld lijken door menselijk toedoen veroorzaakte rampen gepaard te gaan met meer negatieve gevolgen voor de gezondheid dan natuurrampen.
De meeste getroffenen slagen erin hun evenwicht binnen anderhalf jaar terug te krijgen zonder hulp van professionele hulpverleners; ook houdt een deel van de betrokkenen gezondheidsklachten tot jaren na de ramp.
Harde bewijzen voor een causaal verband tussen berichtgeving in de media en gezondheidsklachten ontbreken.
Eenmalige debriefing voor professionals heeft geen preventieve waarde.
Snelle en adequate informatieverstrekking na een ramp dragen bij aan een sneller herstel.
Er zijn effectieve behandelingen beschikbaar voor psychiatrische klachten, voor lichamelijk onverklaarbare klachten zijn echter nog geen richtlijnen ontwikkeld.
De Gezondheidsraad bevestigt in het advies de gekozen beleidsrichting voor indeling in de eerdergenoemde drie pijlers omdat dit nauw aansluit bij de wetenschappelijke bevindingen tot dusverre. De Gezondheidsraad geeft daarnaast enkele aandachtpunten:

Omdat het moeilijk te zeggen is hoe de behoefte aan informatie en advies zich zal ontwikkelen, moeten op voorhand evaluatiemomenten worden afgesproken voor de IAC-functie.
Voor de goede uitvoering van gezondheidsonderzoeken is een slachtoffervolgsysteem nodig. Er moet dan wel rekening mee worden gehouden dat een dergelijk onderzoek de bezorgdheid over de gezondheid aan kan wakkeren.
Zo nodig zouden ook andere specifieke rampgerelateerde zorgvoorzieningen dan een IAC in het leven moeten worden geroepen wanneer de reguliere kanalen het werk niet aankunnen.
Betekenis voor het beleid ten aanzien van de inrichting van nazorg

De Gezondheidsraad steunt in het advies het huidige beleid voor nazorg. Het advies heeft een verkennend karakter en doet geen aanbevelingen voor de verdere inrichting van het beleid voor nazorg in Nederland. Ik breng, gebruik makend van de inhoud van het advies van de Gezondheidsraad, enkele accenten aan in de inrichting van de nazorg.

Ter bevordering van een eenduidige voorbereiding op en de ontwikkeling van kennis over de nazorg zet ik de volgende instrumenten in:

Implementatie van de richtlijn voor vroegtijdige psychosociale interventies en de handreiking gezondheidsonderzoek na rampen . De Richtlijn vroegtijdige psychosociale interventies geeft aanbevelingen en handelsinstructies voor triage, screening, diagnostiek, voorlichting en behandeling ter ondersteuning van mensen die betrokken zijn bij de eerste opvang van getroffenen. De handreiking “Gezondheidsonderzoeken na rampen” is geschreven om een bijdrage te leveren aan een weloverwogen, doelmatige en tijdige inzet van gezondheidsonderzoek na rampen en aan de voorbereiding en de uitvoering ervan. De landelijke kenniscentra voor nazorg (CGOR en IMPACT) ondersteunen lokale zorginstellingen en –hulpverleners, zoals GGD’en en Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), bij de implementatie van deze instrumenten.
Een integrale advisering nazorg: Het Gezondheidsraadadvies benadrukt dat psychosociale nazorg en gezondheidsonderzoeken nauw met elkaar zijn verweven. Deze kennis werd tot voor kort vanuit separate kenniscentra ontwikkeld. Om de uitvoering van de landelijke ondersteuning nazorg tijdens rampen en crises efficiënt, en over zo min mogelijk kanalen te laten verlopen, bundel ik de advisering over gezondheidsonderzoeken en psychosociale nazorg in één integrale advisering nazorg. Ik heb het RIVM gevraagd de organisatie rond advisering aan te passen, zodat ten tijde van een ramp of crisis een integraal advies wordt gegeven over een pakket te nemen maatregelen voor de nazorg na een ramp of crisis op basis van de laatste stand van de wetenschap. Een dergelijk pakket zal adviezen bevatten voor de acute fase en voor de middellange tot langere termijn. Het advies is bestemd voor lokale bestuurders bij lokale en regionale incidenten en voor mij, als minister van VWS, bij grotere landelijke rampen. Het RIVM is in 2007 het overleg gestart met alle partijen om de organisatie van deze integrale advisering nazorg tot stand te brengen. Eén integraal advies draagt bij aan heldere crisisbesluitvorming.
Eén frontoffice op het gebied van calamiteiten: met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heb ik het RIVM gevraagd een frontoffice te organiseren voor lokale bestuurders en uitvoerders in geval van rampen. Het RIVM heeft dit inmiddels vorm gegeven middels het Centrum voor Gezondheid en Milieu.
Een landelijk ondersteuningsteam: Ik heb het RIVM opdracht gegeven om de mogelijkheid te onderzoeken om een landelijk ondersteuningsteam paraat te hebben om de reguliere zorg te ondersteunen in geval van een ramp. Deze wens komt voort uit de beperkte beschikbaarheid van ervaringsdeskundigen op het gebied van psychosociale nazorg als gevolg van het weinig voorkomen van rampen.
Met de bovengenoemde instrumenten beoog ik (lokale) bestuurders en uitvoerders, instrumenten in handen te geven voor het effectief inrichten van de nazorg op het moment dat dat nodig is.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om u het eindrapport “Gevolgen van de Nieuwjaarsbrand in Volendam voor de Gezondheid, eindrapport van de monitoring in huisartsenpraktijken en apotheken” aan te bieden.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Klik hier voor het rapport “Gevolgen rampen voor gezondheid op middellange en lange termijn”

Klik hier voor het rapport “Gevolgen voor de gezondheid van de Nieuwjaarsbrand in Volendam. Eindrapport monitoring in huisartspraktijk en apotheek”