‘Getroffenen en familie zijn óók partijen’

15 februari 2007 Terug naar nieuwsarchief

Een centraal loket voor de nazorg bij incidenten en rampen is een ‘must’, vindt drs. Antoinette van Rinsum, van april 2005 tot 1 januari 2007 actief als directeur van het Centrum voor Reïntegratie en Nazorg (CRN) Het Anker in Volendam. Volgens haar moeten gemeenten zo’n informatie- en adviescentrum (IAC) snel inrichten en tegelijkertijd waarborgen dat de activiteiten ervan niet ondersneeuwen in de hectiek van een incident. “Getroffenen en familie zijn óók partijen.”

Is een IAC noodzaak?
Van Rinsum: “Absoluut. Een centraal loket voor getroffenen, nabestaanden, hulpverleners en de gemeenschap als zodanig is cruciaal. Maar het verstrekken van verwanteninformatie en het verzorgen van nazorg is een activiteit die ik apart zie van het informeren van pers en publiek. Het opzetten en inbedden van zo’n centrum kost tijd. Er moet voldoende mankracht en aandacht zijn, anders sneeuwt het onder in de hectiek van de ramp of het incident zelf. Daarom zeg ik: zorg dat je expertise in huis hebt of haalt en geef een IAC eigen beslissingbevoegdheid en de regie over de eigen taken, anders dreigt het gevaar dat zaken langs elkaar heen lopen. Dit geldt direct na een ramp, maar ook daarna. Het sectoraal- en domeindenken is in Nederland nogal sterk.”

Hoe bedoelt u dat?
“Het heeft enerzijds te maken met bestuursculturen, maar ook met geldstromen. Om een voorbeeld te geven: bij de financiering van de nazorg in Volendam waren de afgelopen jaren veel partijen betrokken: drie ministeries (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, red.), de provincie Noord-Holland en zorgverzekeraars. Het is noodzakelijk dat het geld van al die partijen belandt bij één organisatie, met eigen beslissingsbevoegdheid.”

Is het dan niet belangrijk dat een IAC onder de regie van een gemeente valt?
“Dat hangt sterk af van de omstandigheden. Op zichzelf is daar niets op tegen. Maar in Volendam is de gemeente lang gezien als schuldige aan de ramp. Dan is het heel moeilijk de gemeente zélf te laten optreden als de partij die de nazorg coördineert. Tegelijkertijd moet er wel een centraal loket voor de nazorg zijn.”

Heeft Volendam veel kennis opgeleverd?
“Absoluut. Over de bestuurscultuur is al veel gezegd. Los daarvan heeft samenhang ontbroken en raakte relevante informatie versnipperd. In de crisiscommunicatie zijn veel fouten gemaakt. De toenmalige burgemeester kon op een gegeven moment niet de vraag beantwoorden hoeveel slachtoffers er waren, terwijl dit bij het Brandwondencentrum wel bekend was. Binnen 24 uur was er een lijst, gemaakt door vrijwilligers van het eerste uur, met daarop de namen van alle bezoekers van het café. De gemeente had die lijst niet zo compleet.”

Hoe zou u de nazorg via een IAC bij voorkeur positioneren?
“Gemeenten moeten het zien als onlosmakelijk deel van de totale crisiscommunicatie, maar het apart benaderen. Natuurlijk moet een gemeente of overheid zorgen dat ze de media professioneel en adequaat kan bedienen. Maar getroffenen en familie zijn óók partijen. Daarom zeg ik: haal experts in huis en zet een apart IAC neer, dat focust op de juiste informatievoorziening aan belanghebbenden. Wat is er gebeurd? Wat hebben we in werking gezet? Wat gáát er nog gebeuren? Wat kunt u verwachten?”

Dreigt daar niet het gevaar dat dingen opnieuw langs elkaar heen gaan?
“Nee. Het gaat om twee informatiestromen, maar die kun je op leidinggevend niveau snel linken. Dat moet ook gebeuren, de ene hand moet weten wat de andere doet. Maar in de communicatie na een ramp spelen verschillende belangen. Daarmee moeten we rekening houden. Een IAC kan bijvoorbeeld zorgen dat het element van de waardigheid een rol speelt in de totale communicatie. De Nederlandse media bewegen zich op onderdelen toch een beetje op een hellend vlak. Er kan enorm worden ‘gehypt’ na een ramp. Dat is iets om rekening mee te houden: wat brengen we wel naar buiten en wat niet?”

CRN Het Anker is opgeheven. Hoe is de nazorg in Volendam nu geregeld?
“De gemeente Edam-Volendam heeft de nazorg rond de Nieuwjaarsbrand gedefinieerd als tiende taakveld binnen het gehele pakket dat de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo, red.) met zich meebrengt. De nazorg valt nu onder het Wmo-plus loket. Dat stemt overeen met het advies dat CRN Het Anker heeft uitgebracht, net als het onderbrengen van het supportproject bij het club- en buurthuiswerk.”

Was opheffing van Het Anker onvermijdelijk?
“Onvermijdelijk en wenselijk tegelijk. Ten eerste nam de omvang van de zorg af, ten tweede stopte de rijkssubsidie. Maar er was ook behoefte in de samenleving om terug te keren naar de ‘oude’ situatie, om niet meer bijzonder te zijn. De gemeente was de aangewezen instantie om die taak op zich te nemen. Dat kon nu ook. Sinds in 2004 financiële regelingen zijn getroffen is geen sprake meer van een beschuldigende vinger. Maar er is nog steeds wel behoefte aan nazorg en een organisatie die continuïteit kan bieden.”

Heeft het Wmo-plus-loket de zaken rond de nazorg op orde?
“Er zijn nog kinderziektes te overwinnen. Maar er zijn drie medewerkers van Het Anker overgeheveld naar de gemeente en zij brengen voldoende expertise in. Dat laat onverlet dat hun inbreng nodig is.”

En de nazorgvraag?
“Die wisselt sterk en kan variëren van vragen over een Wajong-uitkering tot de nieuwste haarimplantatiemethode. De website van Het Anker heeft nog altijd 7.000 hits per maand. De informatiebehoefte blijft. Naarmate de ramp langer geleden is, komen er minder vragen, maar ze worden wel complexer. Soms gaat het om psychische problemen, soms gaat het om problemen met het werk. Sommige slachtoffers hebben geleerd voor een vak. Ze hebben geknokt om terug te komen, maar redden het soms niet en hebben moeite dat te accepteren.”

Is Volendam ooit klaar met de ramp?
“Nee. En in dat verband zou de overheid een iets bredere horizon mogen hebben. Het Nivel (Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, red.) heeft vijf jaar lang onderzoek gedaan naar huisartsenbezoeken in Volendam. De conclusie: er was eerst een toename, toen een daling en uiteindelijk een stabilisatie. Maar het is nog altijd méér dan in de periode voor de ramp. Een grote groep ouders en slachtoffers kampt bijvoorbeeld blijvend met hoge bloeddruk, vermoedelijk allemaal het gevolg van stress. Daarom zouden de metingen in Volendam eigenlijk nog tien jaar moeten doorgaan. Deze verschaft informatie over de gezondheidseffecten op de langere termijn en dat kan waardevol zijn voor zowel de rijksoverheid als de zorgverzekeraars. Maar VWS zegt: daar is geen geld voor.”

Reden?
“Geen idee. Een korte horizon. Dat hoort kennelijk ook bij een ramp. Maar een andere attitude is wel nodig. Er gaat in het veld van risicobeheersing momenteel enorm veel aandacht uit naar preventie. Dat is prima, maar de lange termijn is evenzeer van belang, zeker bij de nazorg. De gemeente Edam-Volendam is hier de positieve uitzondering. Het onderbrengen van de nazorg bij de Wmo-taken en het daarmee verankeren voor langere tijd, is een erkenning voor alle slachtoffers.”

Onder de titel ‘Nieuwjaarsbrand Volendam 2001 – lessen voor later’ is in opdracht van CRN Het Anker en met steun van de rijksoverheid een kennisdocument uitgegeven dat de lessen uit ‘de brand van Volendam’ beschrijft.