Lieke Welling promoveert op onderzoek naar de Nieuwjaarsbrand

29 september 2006 Terug naar nieuwsarchief

Het inschatten van de ernst van brandwonden op de piek van een ramp is bijna onmogelijk. Dat kan vrijwel alleen in een ziekenhuis, is de conclusie van Lieke Welling. Ruim vijf jaar na de nieuwjaarsbrand in Volendam promoveert zij deze week op de medische aanpak van grootschalige branden. Het doel: “Bij een volgende ramp beter voorbereid zijn.”

Ze wil zeker niet met de beschuldigende vinger wijzen. En haast zich te zeggen ‘dat het met de wijsheid van wetenscháppelijk onderzoek achteraf altijd makkelijker praten is dan in de onvermijdelijke chaos van een ramp’. Haar onderzoek is er dan ook niet voor om terug te kijken, maar om vooruit te blikken, zegt ze. „Om van te leren.” Lieke Welling (30) studeerde geneeskunde in Leiden. Nadat ze haar co-schappen afrondde, begon ze met onderzoekswerk in Amsterdam, waar op initiatief van de VU, het AMC en het Rode Kruis ziekenhuis in Beverwijk de nieuwjaarsramp in Volendam tegen het licht werd gehouden. Nadat ze eerst met een groep andere onderzoekers rapporten voor het ministerie van volksgezondheid opstelde, bleven er voor haar nog genoeg invalshoeken over om op te promóveren. Zij richtte zich vooral op de behandeling van patiënten en de organisatie die daarbij komt kijken.

Diagnose
Een in het oog springend aspect van haar onderzoek is het inschatten van de verbrandingspercentages van de slachtoffers direct na de ramp op de Dijk in Volendam. Daarbij zijn fouten gemaakt. Begrijpelijke fouten, vindt ze. „Het is moeilijk werk. De patiënten leden veel pijn, hun kleding was in de wonden geplakt en op de plek zelf was de verlichting verre van optimaal. Eigenlijk is het specialistenwerk om in zo’n situatie de juiste diagnose te stellen. Daar heb je kennis en ervaring voor nodig.” Haar aanbeveling is daarom om de inschatting van brandwonden zo veel mogelijk in een ziekenhuis te laten plaatsvinden.

Bij het getroffen café in Volendam ontstond in de chaos van de rampnacht twijfel of slachtoffers meteen ter plekke moesten worden geholpen of dat ze zo snel mogelijk naar een ziekenhuis moesten worden gebracht. Omdat de wegen van en naar de Dijk destijds al snel dicht zaten, is die bewuste nieuwjaarsnacht noodgedwongen voor het eerste gekozen in haar aanbevelingen raadt Welling aan om in vergelijkbare situaties de beoordeling van de medische situatie en de eerste hulp aan de slachtoffers zo veel mogelijk naar de ziekenhuizen te verschuiven.

Richtlijn
De richtlijn is dat iemand met meer dan tien procent verbrande lichaamsoppervlakte naar een brandwondencentrum wordt gebracht. Daarvan zijn er drie in Nederland, met samen ongeveer vijftig bedden. Omdat er in Volendam zo veel slachtoffers tegelijk waren, werd de ‘ondergrens’ van de verbrande huidoppervlakte destijds noodgedwongen naar dertig procent bijgesteld. Wie daar onder bleef, ging naar een regulier ziekenhuis.

„De impact van de ramp veroorzaakte een grote betrokkenheid bij de Volendammers in alle ziekenhuizen. Die extra inzet heeft er in combinatie met de coaching vanuit de brandwondencentra toe geleid dat de jongeren die buiten de brandwondencentra werden opgenomen, tóch heel goed zijn opgevangen.” Haar aanbeveling is om bij een vergelijkbare ramp wéér voor zo’n aanpak te kiezen.

Opmerkelijke lesstof vormen de ervaringen met de patiënten die naar brandwondencentra in België en Duitsland werden gebracht. Naderhand leverde dat problemen op omdat Nederlandse ziekenhuizen de 25 patiënten van over de grens bij terugkeer niet wilden opnemen, uit angst dat ze de gevreesde ziekenhuisbacterie MRSA binnen de deur zouden halen.’ „Een mogelijke oplossing voor dit probleem zou het calamiteitenhospitaal in Utrecht kunnen bieden. Daar zouden Nederlandse slachtoffers na terugkomst uit het buitenland tijdelijk in quarantaine kunnen”, zegt Welling.

Een andere aanbeveling is om de internationale samenwerking tussen de brandwondencentra te verbeteren en om hulpverleners die bij rampen worden ingezet, een toegespitste training te laten volgen. „Dat voorkomt discussies op het rampterrein. “

Geruststelling
Wat heeft Volendam nu nog aan haar onderzoek? Het kan een geruststelling zijn, vindt ze. „Want uit alle ervaringen en gegevens komt naar voren dat er destijds onder alle omstandigheden op medisch gebied goed werk is gedaan. En waar het – achteraf gezien – beter had gekund, zijn geen verbanden te leggen met het overlijden van patiënten.’ Zullen er door haar onderzoek dingen gaan veranderen? „Die trend is al ingezet. Er is al meer aandacht voor hulpverlening bij rampen. Door vaker te oefenen en een betere scholing van hulpverleners is Nederland al goed op weg. De afschuwelijke ramp in Volendam heeft op dat gebied veel mensen wakker geschud.”

Overmorgen promoveert Lieke Welling op haar onderzoek. Inmiddels werkt ze als chirurg in opleiding in Apeldoorn. Exemplaren van haar (Engelstalige) proefschrift heeft ze naar Volendam gestuurd. Ze liggen ter inzage bij ‘Het Anker’ en het stadskantoor.