‘Na de hemel’: Don Boscocollege bood Volendam houvast in de leegte (NHD)
‘Na De hemel’ is een verhalenserie over Volendam, vijf jaar na de rampzalige nieuwjaarsnacht. Als gevolg van de brand in café De Hemel aan de dijk verloren veertien jonge Volendammers het leven. Meer dan tweehonderd raakten gewond. In deze serie vertellen betrokkenen hoe het verder ging, na de brand.
Waar moesten ze heen? Volendam huilde. Meer dan ooit zochtén jongeren een plek om bij elkaar te zijn, na die rampzalige nieuwsjaarsnacht. Praten wilden ze. Contact, met iedereen. Horen wie en wat. En voor de zoveelste keer die vraag stellen: waarom? Midden in de kerstvakantie ging het Don Boscocollege open. De school als houvast in de leegte. Maar ook: „Meneer, mogen we alweer kaarten?”
Toen: De Hemel was een begrip in de Don Boscolokalen. Hoe vaak had die naam niet door de klassen gegonsd? Ieder weekend was het zoldercafeetje aan de dijk een vast trefpunt voor de scholieren. Elke maandag viel de naam, in opgewonden gesprekken over verkeringen die net uit of juist weer aan waren. Geen maandagpauze ging voorbij zonder dat klasgenoten elkaar vertelden wie ze in De Hemel hadden gezien. En vooral wie daar de moeite waard waren. Nadat ze die nieuwjaarsmorgen het rampnieuws uit Volendam hoorden, drong de impact ervan meteen door tot schooldirecteur Gerard Dekkers en zijn adjunct jaap Braakman. „We dachten meteen: dat zijn onze leerlingen.”
Die eerste dag van het jaar zaten Braakman en Dekkers daarom al samen op het stadskantoor in Volendam. Net als iedereen daar met een hoofd vol vragen. Wie? En hoe zijn de anderen er aan toe? En wat kunnen we doen? Leerlingen die ze tegenkwamen, zaten met dezelfde vragen. In een wereld waarbij alle houvast leek weg te vallen, klampten ze zich vast aan de paar zekerheden die er nog over waren: huis en school. „Het was kerstvakantie, maar we merkten dat we als school iets konden betekenen”, zegt jaap Braakman. „Daarom hebben we de deuren toch opengezet.” Hij herinnert zich nog precies die volle aula, die eerste week. De armen om de schouders, de zakdoeken vol tranen. „Het was zó intens. Het verdriet en het gemis maakten van alles los bij iedereen. Leerlingen legden al hun gevoelens op tafel. Vriendschappen kregen in korte tijd een tweede laag. In gesprekken kwam je dieper in elkaars leven.”
Onzekerheid en hoop
Bij condoleances stapten de leraren letterlijk in de rouwende wereld van de leerlingen thuis. In ziekenhuiskamers in Nederland, Duitsland en België proefden ze de mengeling van onzekerheid en hoop. Bij herdenkingsdiensten probeerde de school de emoties te vangen in woorden en muziek. „Iedereen voelde de drang om dat perfect te doen. In die paar dagen tijd zijn er prachtige gedichten geschreven. Gevoelens en talenten die sluimerend aanwezig waren, kwamen nu in alle oprechtheid naar voren. Woorden zinderden door de zaal. Het waren kippenveldagen, waarbij school veel meer was dan school alleen.” Daarna: Volgden vaak zware gesprekken, tussen schoolbanken en aulatafels. Braakman: „Voor de ramp bespraken we echt niet alles met leerlingen. Dit maakte de omgang met iedereen veel intenser. Veel waren in één klap veel wijzer, veel volwassener geworden. In hun onmacht voelden ze haarfijn aan hoe ze iets onder woorden konden brengen.”
„Hun hele levensperspectief kwam vaak versneld in een ander licht te staan. De brand gaf het omgaan toet hun ouders en de keuze voor een studie een andere kleur. Iedereen kende het verdriet van de ouders van de overleden jongeren. Wie dat zo intens meemaakt, wil zijn eigen ouders geen verdriet bezorgen. Om hun ouders voor teleurstellingen te behoeden, hebben sommige leerlingen bewust andere stappen richting de toekomst gezet dan ze aanvankelijk van plan waren.” Gerard Dekkers: „Voor sommigen was het ook aftasten toen verdriet en het leven van alledag weer in evenwicht moesten komen. Ik weet nog dat een paar jongens na verloop van tijd voorzichtig aan me vroegen of ze alweer mochten kaarten, in de aula.”
Blote mode
De school voerde een ’tweesporenbeleid’. Stilstaan bij het verdriet mocht, maar er werden ook weer prestaties verwacht. „We hadden er begrip voor dat ze met het ene been in de nasleep van de ramp stonden, maar vertelden ze tegelijk dat ze met het andere been verder moesten lopen. Dat wil zeggen: zo veel mogelijk gewoon het schoolwerk blijven doen. Om dat te stimuleren kwamen hbo’ers en universiteitsstudenten uit het dorp ’s avonds naar onze school om leerlingen die dat nodig hadden bijles te geven. Dat heeft tot het eindexamen geduurd. het jaar daarop deden we dat op beperktere schaal: leerlingen die bijles wilden brachten we één op één in contact met studenten.”
Met zo veel brandwondenslachtoffers werd het beeld van drukverbanden en speciale maskers normaal, in de school. „Het was een zomer met opvallend veel blote mode. Daar deed iedereen hier gewoon aan mee. Brandwonden waren absoluut geen belemmering voor korte broeken en blote truitjes. Het leek soms wel een signaal van: kom maar op. We zijn zo, en daar hoeven we ons niet voor te schamen.” Een speciaal lokaal was die eerste jaren de vaste plek om te herdenken. Daar hingen de foto’s van de omgekomen leerlingen, daar lagen dagboeken waarin iedereen zijn verhaal kwijt kon. „Wie in de shit zat, ging erheen”, vertelt Braakman. „Leerlingen vertelden dat het hielp om hun gevoel te delen met wie er niet meer was. “
Het lukte, die balans tussen gevoel en verstand, dat evenwicht tussen verdriet en resultaat. De examenresultaten in Volendam waren prima. Bijzonderheid was dat er na het examen méér leerlingen dan gemiddeld op school bleven. Vmbo’ers plakten er twee jaar havo aan vast, havo’ers kozen voor het aansluitende vwo. „De achtergrond was vaak dat ze langer in een vertrouwde omgeving wilden blijven. Er was behoefte om bij elkaar te blijven.”
Veertien ramen
Nu: is de ramp binnen de school wat meer op de achtergrond geraakt. De leerlingen die ermee te maken hadden, zijn allemaal van school af, het docententeam is de afgelopen vijf jaar voor de helft vernieuwd. Maar toch is het anders dan voorheen, zegt Braakman. „Alles wat er is gebeurd, heeft ons als collega’s dichter bij elkaar gebracht.” Dekkers: „Nu zijn we veel meer geneigd om lief en leed met elkaar te delen.”
Braakman: „Nu weten we hoe dicht de tranen onder de oppervlakte zitten.” Sinds november heeft de aula van de school speciale ramen. Samen vormen ze een kunstwerk als herdenking. Kunst van kleurig glas. Kleurvlakken die verwijzen naar het onmetelijke heelal. Blauw als symbool van de nachtelijke hemel. Glas als kenmerk van broos en hard tegelijk. Veertien ramen, met veertien namen. We spreken elkaar op het einde van een schooldag. Buiten wordt het al donker. Bij het weggaan laten ze het licht achter het glaswerk aan. Bewust. Zodat Volendam de kleurensymboliek van buiten kan zien. Dekkers: „Want dit is iets dat we als school met het dorp delen.”