‘Na de hemel’: Oud geluk dat je niet los wilt laten (NHD)

17 november 2020 Terug naar nieuwsarchief

‘Na De hemel’ is een verhalenserie over Volendam, vijf jaar na de rampzalige nieuwjaarsnacht. Als gevolg van de brand in café De Hemel aan de dijk verloren veertien jonge Volendammers het leven. Meer dan tweehonderd raakten gewond. In deze serie vertellen betrokkenen hoe het verder ging, na de brand.

Soms lijkt hij weer zo dichtbij. Als zijn jongste broer gitaar speelt, op zijn kamer. Als zijn vrienden langskomen, met verhalen over toen. Dan is het net of Edward Jonk weer even thuis is, bij zijn ouders en zijn broers. Maar daarna is er die weer leegte, het heimwee naar toen hij er nog was, naar de tijd van voor de ramp. Zijn moeder Lida: „Gewoon blij zijn lukt niet meer zonder blokkade. Bij alles wat leuk is denk je: dat moet hij missen.”

Toen: hadden ze het huis vol visite. Familie en aanhang bij elkaar op oudejaarsavond. Praten over het jaar dat achter ze lag. En over het jaar dat voor ze lag. Verhalen over dagelijkse dingen: over het werk van vader Klaas, over de scholen en de vrienden van hun drie zonen: Edward (toen achttien jaar), Patrick (toen vijftien) en Ferry (toen twaalf). Het was de eerste keer dat Edward niet bij ze was, op de laatste avond van het jaar. Met een vriendenploeg vierde hij het feest in de Amvo, een zaal vlakbij de dijk. Bij het weggaan die avond had hij uitbundig gedag gezegd. „Tot volgend jaar”, riep hij nog. Lekker enthousiast. „Want zo was hij. Hij zei zo vaak: ‘Ma, je moet meer genieten’

„Eigenlijk was hij geen jongen die vaak naar de bar ging. Hij hield meer van films en concerten. Travis en Mark Knopoer, dat was zijn muziek. Urenlang zat hij op zijn gitaar te spelen. Als hij thuiswas,’was hij duidelijk aanwezig. Hij tenniste graag, hij hield van autorijden en had met vrienden een voetbalploegje. Dat vond hij belangrijker dan school. Hij zat op de meao in Hoorn, maar zijn hart lag daar niet. Hij was geen kantoorman. Bij zijn zaterdagbaan in een viswinkel in Weesp had hij het meer naar zijn zin.”

Met zijn vrienden rende hij die nacht om tien over twaalf van de Amvo naar de haven. Even snel door de kou naar De Hemel, om bekenden gelukkig nieuwjaar wensen. Daar was hij nog geen vijf minuten binnen, toen het gebeurde. Hij stond precies onder de airconditioning. Het inademen van de hitte werd hem noodlottig. Hij overleed direct.

Gordijn
Zodra ze thuis hoorden over de brand op de dijk, gingen Klaas en Lida daar op zoek naar hun zoon. Vier uur lang zochten ze. Aan iedereen gevraagd of ze Edward misschien hadden gezien. Nee, dus. Om half vijf hoorden ze in het politiebureau dat er nog twee lichamen niet waren geïdentificeerd. Die waren naar de kerk van Edam gebracht. „Ik voelde dat Edward daarbij moest zijn.” Met een politieman gingen ze kijken. „Hij lag daar onder een gordijn, in die grote kerk. Aan zijn voeten zag ik meteen dat hij het was. ” Ze hebben hem thuis opgebaard, in een dichte kist in de woonkamer. Honderden mensen kwamen er langs om afscheid te nemen. „Mijn broer is nog naar Rotterdam gereden om staanders te halen voor alle bloemen die werden gebracht omdat er in Volendam zo veel overledenen tegelijk waren, kon je die dingen in de buurt nergens meer krijgen.”

Die eerste tijd waren ze verlamd door verdriet. „Familie, buren, vriendinnen en vrienden brachten ons eten en hielden het huis bij. De uitvaartbegeleider en de pastoor steunden ons met de voorbereidingen van de begrafenis. Zonder hulp kom je zo’n periode niet door.”

Daarna: konden ze maar niet wennen aan de lege plek in huis. Zijn onbeslapen, bed, dat ontbrekende bord op tafel, die wasmand. zonder zijn spullen, in alles kwam het gemis terug. „Edward hield van macaroni en shoarmabroodjes. Vroeger aten we dat vaak. Maar zonder hem kreeg het een bijsmaak. Ik kan het niet op tafel zetten zonder aan hem te denken.”

Een andere plek
De bank in de kamer kreeg een andere plek. „Dat ging gevoelsmatig. Nadat Edward hier opgebaard was geweest, vonden de jongens dat het niet moest blijven zoals het was. Omdat hij zo plotseling was weggevallen, probeerden we met terugkijken elk stukje van zijn leven in te vullen. Daarom zijn we met andere nabestaanden ook gaan kijken in De Hemel. Want we wilden zien waar het was gebeurd. Hoe meer we daarvan wisten, hoe beter het, was voor de verwerking.”

„Omdat het verleden was zo abrupt was afgebroken, hadden we de neiging om alles van vóór de ramp vast te pakken. Het was vertrouwd geluk dat we niet wilden loslaten. Daarom leek het soms of het verleden belangrijker was dan het heden. Omdat de toekomst van Edward zo hard was afgesneden, leek er eerst helemaal geen toekomst meer te zijn.” „Van dingen die we vroeger leuk vonden, konden we niet meer genieten.” Het kopen van nieuwe spullen of een weekendje weg, het was anders geworden dan vóór de ramp.

„Bij alles wat leuk. is, dacht je: dat moet hij allemaal missen. Dan heb je er zelf ook geen plezier meer in.” Toch waren er lichtpuntjes, na verloop van tijd: „Het hielp dat iedereen om ons heen wist wat er aan de hand was. Bij het boodschappen doen, stond ik soms een uur met iemand te praten overal in onze omgeving vonden we een luisterend oor. Niet alleen van vrienden en familie. Uit alle hoeken kregen we bemoedigende woorden. Van mensen in het dorp, van totaal onbekenden die we in Lourdes ontmoetten en van kennissen die via via op ons pad kwamen. Dat voelde heel goed. Praten was de beste manier om eruit te komen. Zo kwamen we wat meer in het nu terug.”

„Na verloop van tijd gingen we dingen anders invullen dan vroeger. Met vakanties niet meer kamperen, maai vliegen bijvoorbeeld. Zo liepen we niet meer tegen dezelfde dingen – aan als voor die tijd. Om mijn gevoel beter te kunnen sturen, ging ik naar yoga. Ook dat hielp: Niet dat het verdriet minder wordt, maar het geeft wat meer ruimte in het lichaam en in het hoofd.”
„Stap voor stap begin je te beseffen dat er geen alternatief is. je moet verder. En je wilt er toch ook zijn voor je andere kinderen. je wilt niet dat hun tienerjaren door verdriet verloren gaan.”

Kerstboom
Nu: staat er voor het vierde jaar geen kerstboom bij ze thuis. „Sinds de ramp doen we dat niet meer. Ik kan geen kerstboom meer zien. Want die takken zijn toch de oorzaak geweest van alles.” Ze noemt het ‘een doorbraak’ dat ze inmiddels zélf een kerststuk maakte voor op tafel. Een kerststuk zonder kersttakken, maar met ander groen. „Dan merk je toch dat er vooruitgang is.” Vanavond zitten ze gewoon thuis. „Waarschijnlijk gaan we na twaalf uur even naar het graf. Even bij Edward zijn. En bij de andere ouders.” Deze maand zijn ze nog een weekeinde naar een klooster geweest, met de ouders van andere overleden kinderen. „Die dagen zijn voor ons allemaal heel belangrijk. je vraagt je al- .-` lemaal af hoe je kind er nu zou hebben uitgezien en hoe het verder zou :zijn gegaan. je zit allemaal met dat open einde. Als je daar met elkaar over praat, snap je de ander precies. Daar putten we kracht uit.” Een vriend van Edward gaat regelmatig met hun jongste zoon naar concerten. Luisteren naar zijn idolen, praten over zijn leven. En weer even naar hem kijken, naar zijn portret in de huiskamer. „Dan heeft hij toch weer even de voorbeeldfunctie, die hij altijd had. En dat voelt goed. Want we hebben alleen maar mooie herinneringen aan hem.”

Die mooie herinneringen komen weer dichtbij, als ze haar jongste op zijn gitaar hoort tokkelen. Tokkelen, zoals ook haar oudste dat deed. Of als er op de radio een liedje voorbij komt, dat haar aan Edward doet denken. „Op die momenten kan ik enorm verlangen naar het leven van voorde ramp. Naar het los zijn van die blokkade van verdriet. Maar die onbevangen tijd komt nooit meer terug. Die glans is eraf.”

“Toch gaan we vooruit. Door de steun aan elkaar en door het verglijden van de tijd zit er een stijgende lijn in.” En soms ook even niet. Tranen mógen, vindt ze. Hij is het,verdriet meer dan waard.”