‘Slachtoffers Volendam blijvend steunen’ (NHD)

2 januari 2006 Terug naar nieuwsarchief

Woensdag 14 december 2005 – Na de brand in het Volendams café De Hemel, nu bijna vijf jaar geleden, leek heel Nederland het getroffen dorp te willen steunen. Miljoenen – toen nog guldens – kwamen binnen. Erik Tuijp over het verdelen van de miljoenen van de inzamelingsacties.

Het was bijna on-Nederlands. Alsof iedereen wilde geven. Het verdriet van Volendam greep het hele land aan. Met brieven, een stille tocht en grote en kleine inzamelingsacties gaf de massa invulling aan het medeleven. Volendam mocht niet in de kou blijven staan. Giro 800 werd een begrip. Uiteindelijk leverden de inzamelingsacties – omgerekend – ruim zeven miljoen euro op. De overheid kwam met bijna dertig miljoen over de brug. Hoe verdeel je zulke bedragen? Toen: Was alle aandacht gericht op Volendam. Beelden van treurende mensen rond de dijk gingen de hele wereld over. Het was nieuws waarin iedereen zich kon verplaatsen. Jonge mensen. De oudejaarsnacht. Een feest. Kerstversiering. Had niet bijna iedereen die avond gefeest tussen de kersttakken?

Klederdracht

Dat de ramp uitgerekend Volendam trof, werkte de betrokkenheid in de hand. Want Volendam kent iedereen. Is het niet van toeristische uitjes, is het wel van de vis. Is het niet van de klederdracht, is het wel van de muziek. Die havenkade, die dijk. Wie ooit in Volendam was, heeft er gelopen.

„Die herkenning maakte dat Nederland intens meeleefde met Volendam“, vertelt Erik Tuijp. In de dagen na de ramp was hij betrokken bij de oprichting van een belangenvereniging voor de slachtoffers, wat later de Stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam (SSNV) is gaan heten. „Uit het hele land kwamen er brieven. Kinderen schreven dat ze hun spaarpot hadden omgekeerd en particulieren en verenigingen boden aan om acties te houden en geld in te zamelen.“

Die eerste weken was er bij sommige getroffen gezinnen ook meteen geld nodig. Verzekeraars vergoedden veel, maar de reiskosten van families met kinderen in brandwondencentra in Groningen, Duitsland en België liepen op. „Vanuit de eerste giften konden we toen een vergoeding van 100 gulden per ligdag geven. Bij sommigen liep dat op tot 20.000 gulden.“

Toch was geld niet het belangrijkste, die eerste periode. In de weken na de ramp bleek er vooral behoefte aan informatie. „De slachtoffers en hun families zaten met heel veel vragen. Over brandwonden, over verzekeringen en over de juridische kanten.

Daarom zijn we in die eerste week al begonnen met een helpdesk.“ „De KPN regelde razendsnel een telefoonlijn en de woningbouwvereniging stelde een pand beschikbaar. Vrijwilligers hebben die eerste tijd van ’s morgens acht tot ’s avonds tien uur aan de telefoon gezeten om alle vragen te noteren.“

Bestuursleden analyseerden de vragen, legden contacten met de Brandwondenstichting en gingen vanuit hun beroepsachtergrond op zoek naar antwoorden.

„We stelden bewust een bestuur samen met mensen vanuit verschillende beroepsgroepen. Iemand uit de medische hoek, een verzekeringskenner, een bankdirecteur, een registeraccountant, een onderwijsman en een paar juristen. Gelukkig konden we op steun rekenen van onze werkgevers, want het bleek al gauw dat we dat alleen in de avonduren nooit zouden redden.“

Keurmerk

Erik Tuijp, werkzaam binnen de rechtspraak, werd na drie maanden voorzitter. De Volendammers gebruikten hun netwerk en de media-aandacht om via achterdeurtjes zo snel mogelijk dingen geregeld te krijgen. „Zo hadden we binnen twee weken giro 800 geopend en kregen we daar al snel een CBF-keurmerk voor. Normaal duurt zoiets maanden.“

Een opmerkelijke stap in die eerste weken was ook de bijeenkomst die ze organiseerden met verschillende letselschadeadvocaten en een grote groep gedupeerden. „Dat was een bewuste stap om te voorkomen dat advocaten op zoek gingen naar slachtoffers.“ Op praktisch gebied regelde de stichting dat de tientallen airco’s die een bedrijf beschikbaar stelde, een plek kregen bij de slachtoffers die dat het hardste nodig hadden. Ook kwam er een gezamenlijke deal voor slachtoffers die de remmen van hun fietsen moesten laten veranderen: omdat veel jongeren hun handen hadden verbrand, konden ze niet langer met handremmen fietsen.

Daarna kreeg de plaatselijke hulpverlening aan de slachtoffers een professionele vorm. Het werd het Centrum voor reïntegratie en nazorg Het Anker. Het was een doorbraak toen de SSNV na politieke druk de overheid aan tafel kreeg om te praten over vergoedingen aan de slachtoffers. Het Rijk stelde hiervoor uiteindelijk 25,9 miljoen euro beschikbaar. Een maximumuitkering van 150.000 euro per persoon. De mate van wat functionele invaliditeit heet, fungeerde als verdeelsleutel.

Daarmee begonnen voor ruim 300 slachtoffers een reeks van keuringen. Longonderzoeken, psychische keuringen en huidonderzoeken. „Het moeilijke was dat brandwonden erg ingewikkeld zijn om te beoordelen. Vaak was het een vraagteken hoe beschadigingen zich over tien jaar ontwikkelen. Uiteindelijk is zo’n schadebedrag bedoeld om goed te maken wat een slachtoffer op de lange termijn moet missen.“

Bij het verdelen van de miljoenen van de inzamelingsacties gebruikten ze dezelfde verdeelsleutel. Dus opnieuw: hoe groter de mate van invaliditeit (nu en in de toekomst), hoe hoger de uitkering. Met banken ontwikkelde de SSNV een speciale constructie waarbij het geld op lange termijn veilig wordt uitgekeerd.

Dat alleen de verbrande jongeren aanspraak mochten maken op een uitkering, was een bron van kritiek op het werk van de inzamelaars. De ouders van de veertien omgekomen jongeren kregen geen structurele bedragen. Niet van de inzamelingen, niet van het overheidsgeld. Zij voelden zich in de steek gelaten en stapten uit de belangenvereniging.

„Heel jammer,“ vindt Tuijp, „maar juridisch gezien was er geen grond deze groep tegemoet te komen. De nabestaanden hebben niet de kosten die de nog levende slachtoffers wél hebben.“

Hij wijst erop dat de veertien gezinnen die hun kind verloren financieel niet helemaal met lege handen stonden. „De nota’s van de begrafenissen en hun andere kosten zijn vergoed. Ook kregen ze een tegemoetkoming in de kosten voor hun praatweekeinden en andere activiteiten.“

Er rezen meer vragen, in de warmte rond de genereuze giften. Moet al dat geld naar Volendammers? Er zijn toch ook een heleboel andere brandwondenslachtoffers? Die komen er minder goed vanaf, luidde de kritiek. „Het klopt dat Volendam er in vergelijking met anderen financieel beter is uitgesprongen. Dat mág, vind ik. Het geld is uiteindelijk beschikbaar gesteld voor de slachtoffers van déze brand.“

Tegelijk heeft Volendam anderen ook geholpen. In samenwerking met de Brandwondenstichting zijn boeken uitgegeven om jongeren te informeren over brandwonden. Ook is er net een handboek verschenen voor fysiotherapeuten en ergotherapeuten waarin adviezen staan over de behandeling van brandwondenpatiënten.

Café

Een bijzondere mijlpaal in de verwerking was de overeenkomst die vorig jaar op tafel kwam met café-eigenaar Jan Veerman en de gemeente. De afspraak is dat het pand in handen komt van een stichting die een waardige invulling geeft aan het pand. Ook staat op papier dat er de eerste vijftig jaar geen horeca-activiteiten zullen plaatsvinden. Tuijp: „Dit doet recht aan de emoties van de nabestaanden en aan de jongeren. Want je moet er natuurlijk niet aan denken dat er op de plek des onheils weer feest gevierd zou kunnen worden.“

Hard nodig

Nu heeft de SSNV nog ongeveer een miljoen euro in kas. Geld dat hard nodig blijft, stelt Tuijp. Want de plaatselijke hulpverlening vanuit Het Anker stopt per 1 januari 2007. „Het is nu al duidelijk dat sommige slachtoffers ook daarna nog hulp nodig hebben.“

Hij noemt het voorbeeld van een bouwvakker die met zijn brandwonden zijn oude vak niet kon uitoefenen. Hij liet zich omscholen, maar kan zijn nieuwe baan niet aan. „Zo’n jongen kun je niet in de steek laten. Die verdient een tweede kans.“

Psychische hulpverlening wordt ook niet altijd door verzekeraars vergoed. „We merken nu dat sommige slachtoffers in een negatieve spiraal terechtkomen waar ze moeilijk uit kunnen ontsnappen. Leeftijdsgenoten trouwen, sommige slachtoffers blijven alleen.

Hoe moet het straks als hun ouders wegvallen en ze alleen komen te staan?“ „Sommige slachtoffers zijn hun vingers kwijt. Nu ze nog thuis wonen, krijgen ze hulp van familieleden. Hoe dat straks verder moet, weet nog niemand. Geld kan het verdriet niet wegnemen. We willen wel naast ze blijven staan. Zeker nog veertig jaar.“