‘Support in Volendam, de kracht van de gemeenschap na een ramp’

16 oktober 2006 Terug naar nieuwsarchief

Volendam, en dan natuurlijk vooral getroffenen en betrokkenen, hebben heel wat te verwerken gehad na 1 januari 2001. Terugkijkend op de afgelopen vijf jaar kan gezegd worden dat Volendam zelf een actieve rol gespeeld heeft in de collectieve en individuele verwerking. Daar gaat het boek Support in Volendam over.
Direct na de brand ontstonden er in Volendam naast de professionele hulpverlening allerlei spontane initiatieven. Daaronder was het Supportproject. De SSNV en de Helpdesk richtten zich vooral op de materiële en praktische steun. De BSNV op de belangenbehartiging van de getroffenen. (Overigens staat ten onrechte in het boek dat de BSNV in januari 2001 is opgericht terwijl dit in april was. Met excuses aan de BSNV. Overigens is dit alleen voor de geschiedschrijving erg.)
Het Supportproject richtte zich op de psychosociale kant, de sociale steun aan getroffenen en betrokkenen.

Centraal in het Supportproject staat het woord betrokkenheid. De initiatiefnemers van het Supportproject waren professionals uit verschillende hoek die vanuit betrokkenheid, op vrijwillige basis, het initiatief tot het Supportproject namen. Zij deden dit nadat zij van Zweedse hulpverleners gehoord hadden over de aanpak na de discotheekbrand in Gotenborg. Deze Zweedse hulpverleners kwamen op eigen initiatief, ook uit betrokkenheid, spontaan naar Volendam om hierover te vertellen.
Dat de zaal in hotel Spaander vol zat toen de eerste informatieve avond van het Supportproject werd georganiseerd getuigt er ook van hoe betrokken veel Volendammers waren. Het Supportproject bood hen de gelegenheid om wat te doen waardoor zij hun betrokkenheid konden uiten en het gevoel van onmacht draaglijker werd.
Dat zoveel supporters de afgelopen jaren zich hebben ingezet, en het Supportproject nog steeds bestaat laat zien dat die betrokkenheid niet een kwestie van de eerste paar maanden was maar een langdurige kwestie.
Na een ramp is bijna iedereen betrokken, dat kan bijna niet anders. Volendam is in staat gebleken om de betrokkenheid lang vast te houden door deze te organiseren. Dat kon Volendam overigens doordat het financiële steun kreeg voor deze organisatie. De informele hulp uit de eigen omgeving werd als belangrijk onderdeel in de nazorg erkend en er kwam geld beschikbaar om deze te ondersteunen. De overheid en de zorgverzekeraar toonden zich daarmee ook betrokken. Maar zij niet alleen. Ook de professionele instellingen leverden deskundigheid voor het Supportproject en werkte ermee samen. Ook zij toonden zich betrokken.

Al deze betrokkenheid heeft ervoor gezorgd dat Volendammers elkaar konden ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van de ramp en wisten hoe zij dat het beste konden doen. Betrokkenen kregen steun en gaven steun aan andere betrokkenen en getroffenen. Mensen die verder van de brand stonden, konden hun betrokkenheid tonen en gaven steun aan betrokkenen en getroffenen. En als zij niet in de gelegenheid waren om dat op een directe manier te doen, deden zij dat op een indirecte manier door als ambassadeur op te treden. Veel Volendammers konden zich niet goed voorstellen wat de gevolgen van een ramp zijn. Voor hen was het normaal om zo snel mogelijk weer terug te keren naar het leven van alledag. Maar voor veel Volendammers was dat leven van alledag ineens heel erg veranderd. Supporters wisten hoe dat in elkaar zat en droegen dat uit.

Bijzonder was dat het Supportproject ook heel veel mensen aansprak die zelf erg betrokken waren. Die getroffen familieleden, buren of vrienden hadden, en vaak zelf op de Dijk rond hadden gelopen of in de dagen erna van alles meemaakten. Zij behoorden eigenlijk tot de doelgroep van het Supportproject, tot de mensen die support konden gebruiken. Maar zij meldden zichzelf aan als supporter. Vaak was dat omdat met name ook zij zich onmachtig voelden, niet goed wisten wat te doen met de situatie. Het Supportproject hielp hen om de situatie het hoofd te bieden. Vaak was dat ook omdat zij behoefte hadden aan kennis over de gevolgen van de ramp, over hoe zij het beste hun omgeving tegemoet konden treden.
Deze betrokkenen werden zelf gesteund door het Supportproject en konden op die manier ook weer steun geven aan anderen in hun omgeving.
De doelgroep van het Supportproject was veel groter dan alleen de getroffen jongeren. Ook de mensen om hen heen hadden heel wat te verwerken en konden daar steun bij gebruiken. Deze mensen hadden vaak behoefte aan een luisterend oor, aan de gelegenheid hun verhaal te doen, keer op keer.
Voor de getroffen jongeren gold vooral dat zij sociale steun kregen op een indirecte manier. Ook zonder dat zij het wisten, hadden zij supporters om zich heen die begrip hadden. En zij kregen de gelegenheid om samen met andere getroffenen activiteiten te ondernemen waardoor zij op een informele manier lotgenotencontact konden hebben.
Zo gaf het Supportproject op diverse manieren sociale steun. En niet te vergeten, het Supportproject vormde een brug naar de professionele hulpverlening. Supporters leerden beoordelen wanneer iemand professionele hulp nodig had en stimuleerden mensen deze dan te vragen. Ook dat is een vorm van sociale steun.

Sociale steun is wel een onderwerp van onderzoek maar nog niet zo vaak na een ramp. Sociale steun is meestal ongeorganiseerd maar in Volendam is het bijzonder dat het werd georganiseerd. Door een mix van vrijwilligers en professionals.
Volendam bouwde een gemeenschapsvleugel aan het huis van de psychosociale zorg na rampen. Het laat zien dat de omgeving van mensen een rol kan en wil spelen in de zorg na een ramp. Volendam heeft het bewustzijn hiervan vergroot. De professionele hulpverlening die zich in de gevolgen van een ramp verdiept heeft al het bewustzijn dat het goed is om getroffenen te stimuleren zich te verenigen in een eigen organisatie, en om de gemeenschap te helpen bij activiteiten als herdenkingen etc. die de collectieve verwerking stimuleren. Ook is er het bewustzijn dat de omgeving van mensen voorgelicht moest worden over wat de reacties van getroffenen en betrokkenen zouden zijn, psychoeducatie. De professionals weten ook dat de meeste getroffenen zonder professionele hulp een ramp kunnen verwerken en dat een omgeving die hier begrip voor heeft helpt. De kerngedachte van psychosociale hulp na een ramp is dat getroffenen en betrokkenen normale reacties vertonen op een abnormale gebeurtenis, en niet ziek zijn. Zij hebben allereerst ondersteuning en betrokkenheid vanuit de eigen omgeving nodig. Vandaar ook de term psychosociale hulp.

Het bijzondere van Volendam is echter dat het heeft laten zien dat het inschakelen van de eigen omgeving, de nulde lijn, ook als strategie gebruikt kan worden. Professionals kunnen de eigen gemeenschap stimuleren en toerusten om hulp te bieden aan mensen die dat nodig hebben, en dan niet alleen voor de korte termijn maar vooral ook voor de langere termijn. De eigen omgeving, de nulde lijn, kan op die manier een effectieve bijdrage aan de verwerking leveren. Zij is de eerste schakel in de nazorg. De eerste en tweede lijn kunnen de nulde lijn stimuleren en ondersteunen in deze rol. Zij hebben daarmee als eerste een indirecte rol. En als sociale steun niet genoeg is, leveren de eerste en tweede lijn zelf directe professionele hulp.

Daarvoor is het dan wel nodig dat de financiering van de nazorg dit mogelijk maakt. In het geval van Volendam kreeg de informele hulp, vanuit de nulde lijn, een eigen plaats in het Regiobudget, mede dankzij de actieve rol van de zorgverzekeraar Achmea en steun van het ministerie.
Het Supportproject heeft de omgeving van getroffenen en de eigen gemeenschap een actieve rol gegeven en dat is nieuw. Actief in het ondersteunen van getroffenen, actief in het verspreiden van informatie voor en door betrokkenen. Voor en door, die woorden kenmerken de rol van de Volendamse gemeenschap. Daarmee is een handvat geboden voor de beschrijving van de methodische kanten van het Supportproject: als voor- en doormethode. Penninx en Prinsen hebben een groot aantal informele zorgprojecten onder deze noemer bij elkaar gebracht en beschreven. Hun bevindingen zijn gebruikt om het Supportproject door te lichten en te zien wat geleerd kan worden van het Supportproject voor de toekomst. Het boek is daarmee gedeeltelijk een methodische beschrijving geowrden waar toekomstige organisatoren en professionals hun voordeel mee kunnen doen.
Het boek is echter meer dan dat. Het laat ook zien dat de psychosociale zorg na een ramp, door vrijwilligers en door professionals, moeilijk is te plannen. Er is veel gebeurd in Volendam. De nazorg ging niet van een leien dakje maar dat is nooit zo na een ramp en zal ook nooit zo worden. De nazorg maakt immers zelf deel uit van de chaos en emoties die na een ramp optreden. Deze ervaring laat zien dat er na een ramp vooral een goede processturing nodig in plaats van een op inhoud gericht sturing. De processturing moet oog hebben voor de rol van zowel professionele hulpverleners als de eigen gemeenschap en deze aan elkaar weten te verbinden.
Het boek pleit ervoor dat er deskundigen komen die ervaring opbouwen met de chaotische en verwarrende processen die na een ramp plaatsvinden en die een dergelijk proces kunnen sturen.

Daarom is dit boek niet alleen belangrijk voor hulpverleners maar ook voor beleidsmakers die zich bezig houden met de zorg na rampen, voor overheden die met een ramp te maken kunnen krijgen. Vooral gemeenten kunnen hun voordeel doen met het besef dat zij er goed aan doen de eigen gemeenschap een rol te geven na een ramp. In de handreiking voor een gemeentelijk informatie- en adviescentrum van de VNG zou dit besef meer door kunnen klinken: zet de deuren open voor de rol van de eigen gemeenschap en wees er niet bang voor. Stimuleer het werk van vrijwilligers en leid het in goede banen, samen met de professionele hulpverleners. Daarbij gaat het niet alleen om sociale steun maar ook de expertise die de eigen gemeenschap in kan brengen. De SSNV heeft in Volendam veel plaatselijke expertise en financiële middelen verenigd en op de achtergrond een belangrijke rol gespeeld.
De handreiking staat nu nog huiverig tegenover het idee om andere initiatieven ruimte te geven. Daarom zou dit boek met name ook door gemeenten gelezen moeten worden.

U snapt dat ik veel dank verschuldigd ben aan al diegenen die mij zo open tegemoet zijn getreden. Vanuit alle hoeken heb ik veel medewerking gekregen. Het was mooi om te zien hoe betrokken professionals en vrijwilligers in de loop van de tijd gebleven zijn en hoe zij elkaar in de loop van de tijd hebben weten te vinden.
Ik heb ontroerende verhalen te horen gekregen, niet allemaal geschikt voor publicatie maar zij hebben mij gevoed. Ik heb geprobeerd de praktijk te laten leven, ook door voorbeelden te geven, en ik hoop dat dat gelukt is ook al is het vooral een leerboek geworden. Dat het een leerboek is geworden is een compliment aan Volendam en vooral aan al die supporters die zich zoveel jaren hebben ingezet. Hopelijk kunnen anderen van hun ervaringen leren.