’t Hemeltje mag geen rampcafé meer heten (NHD)

6 januari 2009 Terug naar nieuwsarchief

Acht jaar na de fatale cafébrand in Volendam is er eindelijk een nieuwe bestemming gevonden voor de etages onder het café. Het is een verrassende bestemming. Want Volendam wil weer het centrum van de palingvisserij worden, met het pand Haven 154-156, voormalig café De Hemel, als centrum.

Het is donker in De Hemel. Alleen de ramen aan de havenzijde laten licht door langs de grote gietijzeren sierhekken. Achter diezelfde hekken verdrongen zich acht jaar geleden cafégasten in doodsnood. Nu staan er barkrukken en een krat vol flessen sterke drank. Op de bar deels weggesmolten glazen met daarin geld voor een volgend rondje. Briefjes van vijfentwintig en vijftig gulden steken eruit, de uiteinden weggeschroeid. Maar een paar meter verderop de bar ligt een vrijwel ongeschonden A4’tje: ’Feestmuziek ’t Hemeltje’ meldt de aanhef: ’Reisje langs de Rijn’. ’De Bananensong’. ’Ik zal er zijn’. Hier liep Volendam acht jaar geleden een trauma op. Bij de cafébrand in de nieuwjaarsnacht kwamen veertien jongeren om het leven. Ruim 180 raakten gewond, velen voor het leven getekend.

Maar het café-interieur heeft de ramp wonderbaarlijk goed doorstaan, vindt ook Wim Runderkamp, de wethouder van economische zaken, visserij en toerisme. Geen verkoold interieur, geen neergestort plafond of gehavende balken, maar vooral roet- en schroeiplekken. En veel stof. „Het vuur brandde per saldo niet zo heel lang. Maar de hitte en rook waren gigantisch”, verklaart Runderkamp. „Eigenlijk zou je deze bar zo weer kunnen heropenen.”

Maar pand Haven 154-156 („Zo spreken wij erover in de gemeente. Het woord rampcafé wil ik niet meer horen”) krijgt vijftig jaar lang geen horecabestemming meer, zo kwam de gemeente in 2003 overeen met de belangengroeperingen van slachtoffers. Het voormalig café moet een herdenkingsruimte worden. „Daarom blijft de ruimte zo”, zegt de wethouder. Inclusief de kerstwensen (’happy X-mas’) op de spiegels aan de wand.

Dat daar nu pas werk van wordt gemaakt, heeft alles te maken met de onderliggende etages van het pand. Daar is eindelijk een bestemming voor gevonden. De wethouder daalt de trap af, naar waar ooit de WirWar-bar was. Een grote, inmiddels volledig gestripte ruimte op dijkniveau. „Hier komt een palinginformatiecentrum: een videomuur, webcams, zodat de hele wereld kan zien hoe goed wij bezig zijn”, zegt hij enthousiast. Een architect is al aangezocht, de verbouwing moet zo snel mogelijk beginnen.

Vanuit het informatiecentrum moeten de bezoekers ook de werkzaamheden in de kelder, de voormalige Blokhut, kunnen volgen. Daar komt de hoop op een nieuwe toekomst voor Volendam en de palingsector: een palingkwekerij annex palinglaboratorium waar, uniek in de wereld, palinglarven zullen worden gekweekt. Daarvoor zijn wetenschappers van de Leiden Universiteit ingeschakeld. „Want wie Volendam zegt, zegt paling”, zegt de wethouder, Volendammer in hart en nieren. „Als het ons lukt paling te vermeerden en deze weer uit te zetten, is dat geweldige Volendam-promotie. Dan kunnen we toeristisch nooit meer kapot.” En hij kan het weten. Runderkamp had ooit twee reisbureaus en weet alles van toeristische attracties.

Natuurlijk heeft hij over de plannen overlegd met de drie Volendamse slachtofferorganisaties. Die vonden het allemaal mooi, bevestigt ook Albert Binken, voorzitter van de Belangenvereniging Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam (BSNV). Binken: „Ons gaat het primair om die herdenkingsruimte. Het is goed dat die er nu komt. Voor de rest van het pand wilden we iets echt Volendams, over de cultuur of historie. Zo’n palingcentrum kan prima.”
Runderkamp zelf vindt de aandacht voor de paling ook psychologisch van belang. „Ooit lag de haven vol palingbotters en was de paling ons bestaansrecht. Sterker: de paling is in feite het verhaal van onze gemeenschap. Nu zijn er nog maar vier palingbotters over. Na het enorme leed dat ons overkwam, is het een vorm van wederopstanding van de gemeenschap als de palingcultuur zich kan herstellen, denk ik. Ik zie het echt als een wedergeboorte van wat ooit was.”

Daar is het dorp ook aan toe, meent de wethouder. „Ik word regelmatig aangesproken: wanneer gaat er nu eindelijk iets gebeuren met ’t Hemeltje? Logisch. We moeten verder. Ook de getroffenen willen dat. De mensen zijn hier sterk. Twee jonge meiden, destijds ernstig verbrand, hebben bijvoorbeeld mode geshowd voor een fotograaf in ’t Hemeltje. Ik zou het fantastisch vinden als zich straks getroffenen melden om als vrijwilliger voor de herdenkingsruimte werkzaamheden te verrichten. Er zit veel kracht in dit dorp.”