Volendam vijf jaar na de nieuwjaarsbrand… De wonden zitten nog diep (Telegraaf)

4 januari 2006 Terug naar nieuwsarchief

Ouders overleden Liesbeth (13): „Verlies nauwelijks te dragen”.

Terwijl de Nederlanders elkaar zoals gebruikelijk in de nacht van oud op nieuw een voorspoedig nieuwjaar wensten, vond nu precies vijf jaar geleden in Volendam een gruwelijke tragedie plaats. Door een hevige brand in café De Hemel kwamen veertien jongeren om het leven en raakten er meer dan driehonderd gewond.

In het misschien wel beroemdste dorp van Nederland, waar de familiebanden hecht zijn en iedereen elkaar kent, wordt de ramp morgenochtend herdacht. Voor het café De Hemel worden dan bloemen gelegd, daarna wordt in de Vincentiuskerk een herdenkingsdienst gehouden. De aanwezigen krijgen in de kerk een roos, die na de dienst op de graven van de omgekomen kinderen zal worden gelegd. De herinneringen aan de brand zijn voor alle Volendammers traumatisch.

Vijf jaar geleden, direct na de vuurzee, hing rond café De Hemel een macabere, horrorachtige sfeer. In de ijskoude nacht reden ambulances af en aan en probeerden hulpverleners al dan niet succesvol de gewonden bij te staan. De slachtoffers werden naar ziekenhuizen gebracht tot in België en Duitsland toe. Op de dijk bij het rampcafé liepen radeloze ouders intussen naar hun kinderen te zoeken. In de straatjes speelden zich daarbij hartverscheurende taferelen af.

Chaos
Waar is mijn kind, is het nog in leven, is het gewond, wie heeft het gezien? In de eerste chaos kwamen er nauwelijks antwoorden, het uitgaanscentrum van het vissersdorp leek een slagveld. En dat terwijl het die nacht zo vreugdevol begon. De jeugd van Volendam was kort na middernacht en masse naar het gewoonlijk zo gezellige café De Hemel gegaan om elkaar daar een goed 2001 te wensen.

Het werd echter een ontmoeting in de hel toen opeens de kerstversiering boven de bar vlam vatte. Het vuur verspreidde zich razendsnel, het was een waar inferno. De aanwezigen liepen zware en soms fatale brandwonden op en in de paniek die volgde, zochten de cafébezoekers zich een weg naar buiten. Op zoek naar veiligheid en in het gedrang werden velen vertrapt. Inmiddels zijn er vijf jaren verstreken en Volendam moet verder, het dorp heeft geen keus. De wonden zitten echter nog diep, lang niet alles is verwerkt.

„Als ik morgen dood zou gaan, dan doet me dat niks”
Na veel operaties en revalidatie moeten de gewonden van destijds proberen hun bestaan een nieuwe basis te geven, om de kinderen die het leven verloren, wordt nog niet minder gerouwd. Verhalen, te veel om allemaal te vertellen. Het zijn verhalen van dappere pogingen verder te gaan, over pijn en zelfoverwinning, maar ook over nauwelijks te dragen smart.
Mogelijk is het verhaal van de familie Buijs een voorbeeld van dat laatste. De nog maar dertien jaar oude Liesbeth Buijs kwam namelijk bij de cafébrand om het leven.

Haar begrafenis was een van de vele kinderbegrafenissen in de verdrietige dagen na de ramp, maar trok speciaal de aandacht omdat ook haar paarden Linda en Easy meeliepen in de rouwstoet. Een hartverscheurend tafereel, dat in het geheugen is gegrift van eenieder die het heeft gezien. De ouders van Liesbeth, Kees en Nel Buijs, doen inmiddels hun uiterste best om door te gaan. Dat doen ze ook voor hun twee zonen, maar hoe ze er echt aan toe zijn, geeft Kees in één zin weer. „Als ik morgen dood zou gaan, dan doet me dat niks.”

Uitzondering
Natuurlijk was Liesbeth eigenlijk te jong om die nacht naar café De Hemel te gaan, maar het liep zoals het nu eenmaal zo vaak gaat. Met wat tegenzin werd een uitzondering gemaakt. Het mocht, maar enkel en alleen voor deze ene keer. Overladen met bezorgde en ook liefdevolle instructies toog Liesbeth met haar vriendinnen Sharon en Katie naar het café om anderen een gelukkig nieuwjaar te zoenen. Ze kregen geld mee voor de taxi en de meiden was te verstaan gegeven dat ze om kwart voor één weer thuis moesten zijn. Dat beloofden ze. Liesbeth kwam echter niet meer opdagen.

Haar ouders zagen hun dochter na een panische zoektocht pas weer terug in een ziekenhuis in Rotterdam. Het meisje was stervende en werd enkel nog kunstmatig in leven gehouden, zodat afscheid kon worden genomen. Na aankomst in Rotterdam ging vader Kees bij haar kijken. Hij zag boven witte lakens een zwartgeblakerd en bewegingsloos hoofd. Zijn dochter had geen haren en geen oren meer. „Er kwam een dokter de kamer binnen. Hij zei: ’Zijn we hier nu nog mee bezig, we waren er toch al uit?’ Ineens draaide hij alle knoppen van de machine om. ’Is ze dan niet meer te maken?’ riepen we. Maar er was geen hoop meer.” Ook haar vriendinnetje Sharon overleefde de ramp niet.

De afgelopen jaren waren voor Kees en Nel vreselijk zwaar. Ze waren zo trots op hun levenslustige dochter, het verlies is nauwelijks te dragen. De kamer van Liesbeth is na vijf jaar nog steeds intact, maar er naar binnen gaan doen ze nauwelijks. „We hebben een film over haar leven, hebben die steeds weer afgespeeld, maar we kijken hem inmiddels niet meer”, zegt Nel. Haar man: „Je weet wat er komt, maar ook dat er niets meer bij kan komen.” Ze hopen dat het met het verstrijken van de tijd beter zal gaan.

Nel: „Als we ooit kleinkinderen krijgen, kunnen we misschien weer ergens van genieten.” Kees: „Weten doe je dat niet, maar mensen die iets dergelijks hebben meegemaakt, zeggen het.” Voor het echtpaar is het een confronterende tijd nu de herdenking nadert. „Het zit zo diep en zo hoog, de afgelopen anderhalve week loop ik voortdurend te huilen. Eigenlijk wil je er niet meer over praten en tegelijkertijd lucht het op. Maar er iets mee opschieten doe je uiteindelijk niet”, aldus Kees Buijs.